Eindelijk maakt de dichtbewolkte hemel boven Portimão plaats voor een schaars blauw, en daarmee verandert de ziel van de Speed Triple. Als een te lang gebonden beest dat eindelijk zijn ketens mag afwerpen, katapulteren 183 ongebreidelde paardenkrachten mens en machine over de nu droge baan. De Pirelli Supercorsa SC2's – voorheen ongebruikte protagonisten van dit drama – klauwen hun rubberprofielen in het opgewarmde asfalt en transformeren brute motorprestaties in kinetische poëzie. Aan het einde van het rechte stuk blaast de ongenadige tegenwind als een woedende titaan, rukt aan de helm, trekt aan de schouders, duwt tegen de borst en probeert de rijder van zijn mechanische ros te stoten. Het is een elementair gevecht, waarin de oerkrachten van de natuur en menselijke creatiefrontaal tegenover elkaar staan.
De dertig minuten van de stint strekken zich uit tot een subjectieve eeuwigheid – een krachttoer waarbij de aandrijfketting onder de last van het driecilinderhart kreunt en het menselijk lichaam in opstand komt tegen de natuurkrachten. Maar nu onthult de Speed Triple haar ware persoonlijkheid: Ondanks haar ruwe kracht blijft ze een verbazingwekkend goedgemanierde schepping. Terwijl de nek protesteert tegen de rijwind, blijft de rest van het lichaam in harmonieuze eenheid met de machine. In de remzones – die kritieke momenten waarin mens en machine het kwetsbaarst zijn – biedt de ergonomie perfecte positionering. De ankers van de Brembo Stylema grijpen zachtjes, dan resoluut, altijd nauwkeurig doseerbaar.
De bewegingsvrijheid in het zadel – een vaak onderschat privilege op het circuit – doet aan als een cadeau van de ingenieurs. Zelfs in de verraderlijke bochten van Portimão, waar onjuiste lichaamshouding onmiddellijke straf met zich meebrengt, laat de Speed Triple soepele herpositionering toe. Het draaien van de romp en hoofd bij het verlaten van bochten, dat rituele vizeren van het volgende doelpunt, voltrekt zich met heilige eenvoud.
Ondertussen werkt de tractiecontrole als een onzichtbare passagier, die continu de touwtjes van de 128 Newtonmeter strak houdt. Het onophoudelijke pulseren van haar waarschuwingslampje is geen teken van falen, maar de zichtbare manifestatie van haar waakzaamheid. De wheelie-controle, door jongere medepiloten teruggedraaid voor hartverwarmende voorwiellift, blijft ook voor mij ervaren piloot een welkome beschermengel. Het is een blijk van respect voor de elementen – de felle wind, de brute hellingen, de latente onvoorspelbaarheid van het moment waarop een 199-kilogram zware kolos slechts met één wiel de grond raakt.
Op vochtige plekken – die verraderlijke eilanden in de uitdrogende asfaltzee – bewijst de elektronische Öhlins-vering zijn ware meesterschap. Het lijkt het oppervlak te lezen als een blinde de braillelezing, elke nuance van grip te voelen en om te zetten in een vertrouwenwekkend feedback. Hier manifesteert zich de dualiteit van de Speed Triple: Ze blijft een klassiek naked bike met landweg-DNA, en toch ontvouwt ze op het circuit een bekwaamheid die respect afdwingt. Ze is noch volbloed circuitverslaafdt zoals haar Italiaanse en Duitse rivalen, noch gedomesticeerde alledaagse machine – ze is een dichteres van het midden, die haar verzen zowel in zachte landwegbochten als op het brute asfalt van Portimão weet te declameren. Een veelzijdige interpretatie van het power-naked concept, die niet streeft naar absolute dominantie, maar naar harmonisch evenwicht – en daarin haar ware meesterschap vindt.